Cardiologen Sébastien Deferm en Evelyne Meekers van het Limburg Clinical Research Center (samenwerking UHasselt-ZOL-Jessa) vallen dit jaar in de prijzen tijdens het Congres van de Belgische Vereniging voor Cardiologie. Dr. Sébastien Deferm ontvangt de Jacqueline Bernheim Wetenschappelijke Prijs 2022. Dr. Evelyne Meekers krijgt de Randomized Controlled Trial grant van het Belgian Heart Fund in samenwerking met de Koning Boudewijn Stichting. ![]() Sébastien Deferm – Jacqueline Bernheim Wetenschappelijke Prijs Cardioloog dr. Sébastien Deferm (UHasselt, ZOL, LCRC) ontvangt dit jaar de Jacqueline Bernheim Wetenschappelijke Prijs. Deze prijs ter waarde van 50.000 euro wordt sinds 1998 uitgereikt door het Fonds voor Hartchirurgie. Zij belichten zo elk jaar een doctoraatsthesis in de medisch-chirurgische cardiologie uitgevoerd aan een Belgische universiteit. Dr. Sébastien Deferm ontvangt de prijs voor zijn onderzoek aan Universiteit Hasselt i.s.m. Ziekenhuis Oost-Limburg in kader van het Limburg Clinical Research Center (www.lcrc.be) rond de gezondheidsgevolgen van een disfunctie van het linker atrium. Gedurende lange tijd werd aangenomen dat de disfunctie van het linker atrium het gevolg moest zijn, in plaats van een mogelijke oorzaak, van een andere hartaandoening. Sébastien Deferm bestudeerde de gevolgen van linker atrium disfunctie op kleppathologie, beroerte en hartdecompensatie. foto: Prof. Jean-Louis Leclerc, voorzitter van het Fonds voor Hartchirurgie, Dokter Martine Antoine, secretaresse van de Jacqueline Bernheimprijs, Dokter Sébastien Deferm, laureaat, Sabine en Hervé Deferm, zijn moeder en zijn vader Adequate behandeling Zijn onderzoek toont aan dat mitralisklepregurgitatie van atriale oorsprong wordt verergerd door verwijding van de klepring, maar dat chirurgische behandeling betere resultaten geeft dan in het geval van ventriculaire kleplekkage. Occulte (gemaskeerde) atriale fibrillatie is verantwoordelijk voor een derde van de zogenaamde cryptogene of onbekende beroertes. De jonge onderzoeker toonde aan dat langdurig onderzoek van het hartritme het mogelijk zou maken om ze te diagnosticeren en een adequate behandeling te bieden. Tegenwoordig ontwikkelt Sébastien Deferm zijn expertise verder in het Universitair Ziekenhuis van Mainz (Duitsland). Hier evalueert hij de effectiviteit van verschillende behandelingsstrategieën voor atriale functionele mitralisregurgitatie. Bij zijn terugkeer naar België wil hij zowel klinisch oefenen als zijn onderzoek voortzetten. "De toekenning van de Bernheimprijs is duidelijk een aanmoediging voor mij in deze richting en ik heb veel nieuwe onderzoeksideeën te ontwikkelen," zegt hij. ![]() Evelyne Meekers - Randomized Controlled Trial grant Belgian Heart Fund Cardioloog dr. Evelyne Meekers (UHasselt, ZOL, LCRC) ontvangt dit jaar de Randomized Controlled Trial grant van het Belgian Heart Fund in samenwerking met de Koning Boudewijn Stichting. Ze krijgt deze beurs ter waarde van 75.000 euro voor een internationale gerandomiseerde studie rond medicatie bij chronisch hartfalen die ze aan opzetten is onder het promotorschap van prof. dr. Wilfried Mullens (ZOL, UHasselt, LCRC). Vochtopstapeling Hartfalen is een frequente en chronische aandoening en komt voor bij meer dan 10 procent van de bevolking ouder dan 70 jaar. Door hartfalen treden er periodes van vochtopstapeling op, die aanleiding geven tot een verminderde levenskwaliteit, ziekenhuisopnames en sterfte. De afgelopen jaren is er aangetoond dat medicatie het hart kan ondersteunen en het aantal periodes van vochtopstapeling kan afnemen, zodat patiënten ook minder vaak in het ziekenhuis terecht komen en hun kansen op overleving erop vooruitgaan. Sinds 2021 staan in de nieuwe Europese cardiologie richtlijnen 4 verschillende medicatiegroepen die een ondersteunende werking hebben op het hart en die iedere patiënt met hartzwakte voorgeschreven zou moeten krijgen. Maar uit registers weten we dat deze medicatie te weinig wordt voorgeschreven, voornamelijk bij patiënten die ook nierfalen hebben. Nierfalen komt nochtans zeer frequent (60-65%) voor bij patiënten met hartfalen en het zijn net deze patiënten die het meeste periodes van vochtopstapeling ervaren en dus vaker terecht komen in het ziekenhuis. Deze groep zou dan ook meer voordeel kunnen halen uit de medicatie. foto: dr. Wilfried Mullens & dr. Evelyn Meekers Pragmatischer omgaan met medicatie In deze nieuwe studie onderzoekt cardioloog Evelyn Meekers daarom of een pragmatisch schema voor het voorschrijven van medicatie, kan leiden tot een betere inname van deze medicatie. Aangezien de medicatie voorzichtiger geïntroduceerd moet worden bij patiënten met nierfalen, worden er verschillende protocollen op basis van de nierfunctie voorzien met controles voor elke dosisophoging. Als dit schema werkt, zou het bruikbaar zijn in het ziekenhuis door hartfalenspecialisten en buiten het ziekenhuis door de huisartsen. Dit zou de onderlinge samenwerking en zorg voor de chronische hartfalenpatiënt ten goede komen. Limburgs Kankerfonds investeert bijna 700.000 euro in kankeronderzoek UHasselt en Jessa Ziekenhuis6/13/2022
Het Limburgs Kankerfonds (LIKAF) geeft met schenkingen en investeringen van in totaal bijna 700.000 euro een stevige boost aan het kankeronderzoek van Universiteit Hasselt, Jessa Ziekenhuis en het Limburg Clinical Research Center (LCRC). Vijf onderzoeksprojecten krijgen in totaal 231.000 euro aan werkingsmiddelen. Daarnaast investeerde LIKAF 450.000 euro in onderzoeksapparatuur om het medisch kankeronderzoek in Limburg te versterken. Hefboom Limburgs kankeronderzoek Het Limburgs Kankerfonds bestaat ondertussen 33 jaar. De organisatie werd opgericht met als doel om fundamenteel en toegepast wetenschappelijk kankeronderzoek van Limburgse instellingen financieel te ondersteunen. “Dankzij de financiële steun van particulieren, bedrijven, service clubs en gemeenten willen we een hefboom zijn voor het kankeronderzoek in Limburg en oncologische onderzoeksprojecten of doctorale studies in deze regio mogelijk maken”, zegt Kris Motmans, voorzitter van LIKAF. Ook nu kunnen Universiteit Hasselt en Jessa Ziekenhuis rekenen op een stevige financiële steun vanuit LIKAF. ![]() Prof. dr. Jeroen Mebis (LCRC) - 32.140 euro - CARE-project Patiënten die een oncologische behandeling ondergaan bestaande uit chemotherapie, immunotherapie of radiotherapie, krijgen vaak te maken met huidreacties als nevenwerking. En het is nog niet duidelijk welke huidverzorgingsproducten het meest effectief zijn voor deze huidreacties, die verschillen per type kankerbehandeling. In het CARE-project onderzoeken we de doeltreffendheid van verschillende, zelf-ontwikkelde huidverzorgingsproducten voor de preventie en behandeling van kankertherapie-gerelateerde huidreacties in een klinische trial. ![]() drs. Marithé Claes (LCRC) - 32.900 euro - BEAR-project “Binnen ons BEAR-project focussen wij op het tegengaan van haaruitval tijdens chemotherapie en het verminderen van vaginale complicaties na radiotherapie. Twee nevenwerkingen van kankertherapie die een enorme impact hebben op de levenskwaliteit en seksualiteit van patiënten, en waarvoor er op dit moment nog geen efficiënte preventiemethoden bestaan. Daarom onderzoeken we of fotobiomodulatietherapie, een vorm van lichttherapie, het ontstaan van haaruitval en vaginale complicaties kan voorkomen. De financiële middelen van LIKAF zullen we gebruiken om de nodige materialen zoals lasertoestellen en haarmetingstoestellen aan te kopen” ![]() dr. Jolien Robijns (LCRC) - 26.000 euro - HELP-project Het HELP-project focust op kankerpatiënten die te kampen hebben met lymfoedeem van de arm na borstkanker en huidreacties ter hoogte van handen-voeten door chemotherapie of doelgerichte therapie. Dit zijn twee complicaties van de kankerbehandeling waar nog onvoldoende effectieve behandelmethodes beschikbaar voor zijn, maar toch een grote impact hebben op de kwaliteit van leven. Binnen HELP onderzoeken we of fotobiomodulatietherapie een bijdrage kan leveren. Met de schenking van LIKAF kunnen we materiaal aankopen zoals een LED-toestel en lichtpads. 450.000 euro geïnvesteerd in nieuwe beeldvormings- en analyseapparatuur Naast werkingsmiddelen voor onderzoekers, investeerde LIKAF ook 450.000 euro in onderzoeksapparatuur om de vertaalslag te helpen maken van preklinisch kankeronderzoek naar de patiënt. In samenspraak met onderzoekers van UHasselt en het in BioVille (Campus Diepenbeek, UHasselt) gevestigde biofarmaceutisch bedrijf InnoSer heeft het LIKAF geïnvesteerd in de uitbouw van een digitaal beeldvormingscentrum. Nieuwe beeldvormingstechnieken en analyseapparatuur maken het namelijk het mogelijk om doorheen de tijd veranderingen op te volgen in kankercellen en proefdiermodellen op het niveau van organen, weefsels, cellen, moleculen en zelfs genetische veranderingen. Zo kunnen onderzoekers het ontstaan en de progressie van kankers nauwgezet en in real time opvolgen. Deze gecombineerde informatie helpt om de vertaalslag naar het ziekenhuis te maken, zodat baanbrekende behandelingsmethoden sneller bij de patiënt gebracht kunnen worden. “Naast werkingsmiddelen voor de onderzoekers, zijn state-of-the-art technieken en toestellen onontbeerlijk om sterk onderzoek uit te bouwen. Dit vergemakkelijkt de vertaalslag naar de patiënt en kan leiden tot de ontwikkeling van nieuwe, betere behandelingen. Door de samenwerking met een professionele dienstverlener zoals InnoSer zal niet enkel het oncologisch onderzoek in Limburg maar ook meerdere biomedische onderzoeksprojecten baat hebben bij het lokaal beeldvormingscentrum“, zegt Kris Motmans. www.limburgskankerfonds.be Wil jij ook het kankeronderzoek aan UHasselt steunen? Ontdek op deze pagina alles over het Universiteitsfonds UHasselt. Een bloeddrukmeter gekoppeld aan een app om zwangere vrouwen met het risico op zwangerschapsvergiftiging thuis op te volgen, of een slimme pleister die voortdurend parameters meet en doorstuurt naar een arts op afstand. Telemonitoring is niet meer weg te denken in onze gezondheidszorg. Wearables, apps, slimme pleisters en sensoren. De afgelopen tien jaar onderzocht Mobile Health Unit tal van technologieën om patiënten ook thuis op te volgen. En deze technologieën zullen in de toekomst enkel nóg belangrijker worden”, zeggen de MHU grondleggers prof. dr. Pieter Vandervoort en prof. dr. Paul Dendale. 10 jaar Mobile Health Unit Op 31 maart viert de Mobile Health Unit (MHU) van het Limburg Clinical Research Center haar tiende verjaardag. Al een decennium lang voert het multidisciplinair expertisecentrum van UHasselt en de ziekenhuizen Jessa en Ziekenhuis Oost-Limburg onderzoek naar innovatieve mobiele gezondheidstoepassingen (mHealth). “In de regio en ver daarbuiten werken we samen met academische, klinische en industriële partners aan tal van onderzoekstrajecten” zegt Julie Vranken, coördinator van de MHU. Een deel van deze projecten zijn ondertussen al uitgerold of staan op punt om geïmplementeerd te worden binnen de gezondheidszorg. De mogelijkheden van mHealth zijn dan ook zeer groot en de levenskwaliteit van patiënten verbetert enorm”, bevestigen de professoren Pieter Vandervoort (UHasselt/ZOL) en Paul Dendale (UHasselt/Jessa) die mee aan de wieg stonden van de MHU. Evolutie De voorbije tien jaar kende de technologie rond mobiele gezondheidszorg een enorme evolutie. Daar waar het project TeleRehab in 2015 nog de eerste stappen zette om hartpatiënten vanop afstand op te volgen en te telecoachen met behulp van een stappenteller en digitaal platform, worden nu patiënten uitgerust met een wearable patch (i.s.m Byteflies) die voortdurend parameters zoals de hartslag kan meten. Tijdens de COVID pandemie werd deze technologie gebruikt om coronapatiënten op een gecontroleerde manier thuis te laten uitzieken in plaats van in het ziekenhuis. MHU blijft deze thuismonitoring ook verder onderzoeken in nationale en internationale projecten (m.b.v. Interreg financiering). En Qompium, het bedrijf achter Fibricheck, spin-off van MHU, toont iedere dag, zowel nationaal als internationaal, de sterkte van telemonitoring. Zo heeft FibriCheck de opvolging van hartpatiënten via telemonitoring mogelijk gemaakt, in volle pandemie, en dat is uitgerold in meer dan 40 centra in Europa. Dat mHealth voor gezondheidswinst zorgt, dat toont het project PREMOM. Deze applicatie monitort zwangere vrouwen met een hoog risico bij hen thuis door middel van een bloeddrukmeter en een app. Studies binnen MHU toonden aan dat deze technologie, die in tal van ziekenhuizen in Vlaanderen wordt gebruikt, ervoor zorgt dat toekomstige moeders minder snel en vaak opgenomen worden op de maternale intensieve zorgen, en dat de frequentie van vroeggeboorte vermindert. Toekomst Mobile Health Unit kon zich de afgelopen tien jaar ontwikkelen dankzij de steun van LSM, de Provincie Limburg, de Vlaamse overheid in kader van het SALK-actieplan, UHasselt, ZOL en Jessa. De toekomst brengt vele opportuniteiten en perspectieven met zich mee, met name binnen de Health Campus. Gedeputeerde Tom Vandeput: “Digitalisering van de zorg is een belangrijk speerpunt in het Limburgs economisch beleid. Telemonitoring, sensortechnologie en andere digitale toepassingen zijn een hefboom om zorg op maat van de patiënt aan te bieden. Digitalisering van de zorg creëert ook kansen voor start-ups en nieuwe jobs. Deze start-ups krijgen een boost in Bioville en in het geplande 3de gebouw van de incubator. Met de Health Campus gaan we nog een stap verder. We zorgen niet alleen voor bijkomende infrastructuur. We realiseren zelfs een volledige community of eco-systeem om sneller nieuwe zorgtoepassingen naar de markt te brengen. Met al deze investeringen wordt in Limburg de zorg voor de toekomst voorbereid.” “Telemonitoring heeft een grote toekomst binnen onze gezondheidszorg. De uitdaging zal nu zijn om de grote hoeveelheden data die verzameld worden samen te voegen, zodat al deze verschillende gegevens opgevolgd kunnen worden door zorgverstrekkers. Hier is een grote rol weggelegd in het geplande Remote Clinical Monitoring Center dat zal ingebed worden in de Health Campus”, besluit prof. Piet Stinissen, voorzitter van LCRC. De organisatie achter Live a Life schenkt dit jaar 10.000 euro aan het Limburg Clinical Research Center. Ondanks de coronapandemie slaagde Live a Life met tal van activiteiten er toch opnieuw in om dit mooie bedrag te kunnen schenken aan het kankeronderzoek van Universiteit Hasselt en de ziekenhuizen Jessa en ZOL.
Live a Life was al aan haar dertiende editie toe. Jaarlijks vindt het evenement plaats ter nagedachtenis van Saartje Vennekens. Een eventmanager die op 30-jarige leeftijd overleden aan kanker. “Omdat een groots festival ook deze zomer nog geen optie was door de coronapandemie hebben we via tal van andere kleinschaligere activiteiten geld ingezameld”, zeggen de organisatoren. “Het event ‘Live a life bubbelt’ was in een mum van tijd uitverkocht. Twee dagen lang konden groepen tot acht personen hier genieten van een gezellige avond met tal van muziekoptredens. Daarnaast zorgde een grote delegatie wandelaars tijdens ‘Walk for Life’ ook voor een mooie som en waren er vele persoonlijke giften aan onze organisatie.” Steun voor kankeronderzoek De schenking van Live a Life gaat naar het kankeronderzoek van het Limburg Clinical Research Center - een samenwerking tussen Universiteit Hasselt en de ziekenhuizen ZOL en Jessa. “Met dit geld zetten we in op de ontwikkeling van betere behandelingen en de opsporing en zorg voor kankerpatiënten”, zegt LCRC-voorzitter Piet Stinissen. “We zijn de organisatie ontzettend dankbaar. Al vele jaren kunnen we rekenen op hun steun. Hiermee geven zij het vele onderzoek binnen ons onderzoekscentrum een stevige boost. Deze gift is dan ook een mooie erkenning”. “Wetenschappelijk onderzoek kost handenvol geld”, zegt Hélène Piccard, coördinator van het LCRC. “Deze donaties maken het mee mogelijk om vooruitgang te kunnen blijven boeken. De patiënt plukt hier vandaag de dag al de vruchten van.” Een ijzerinfuus verhoogt de pompkracht van het hart bij patiënten met hartfalen en zorgt ervoor dat de patiënten meer inspanningen aankunnen. Dat blijkt uit onderzoek van Universiteit Hasselt en Ziekenhuis Oost-Limburg binnen het Limburg Clinical Research Center. “Deze resultaten tonen aan dat cardiologen wereldwijd ijzerinfuus kunnen gebruiken bij de behandeling van patiënten met hartfalen”, zegt cardioloog dr. Pieter Martens die het onderzoek uitvoerde.
Gedurende drie jaar voerde cardioloog dr. Pieter Martens onder het promotorschap van prof.dr. Wilfried Mullens in het Ziekenhuis Oost-Limburg een onderzoek uit naar de impact van een behandeling met ijzerinfuus bij patiënten met hartfalen. “In onze studie waren 75 patiënten met hartfalen betrokken. Bij allen was de pompkracht van het hart verminderd en leden ze aan ijzertekort. Uit onze vorige studies weten we dat ijzertekort de pompkracht van het hart kan verminderen, omdat ijzer een rol speelt bij de productie van energie in het hart. Het hart heeft namelijk energie nodig om efficiënt te kunnen pompen. Verder weten we dat ijzerpillen niet worden opgenomen door de darmen bij hartfalenpatiënten, zodat ijzer infusie een betere behandeling lijkt. In deze studie zochten we daarom naar een ijzerinfusie-behandeling die de pompkracht van het hart mogelijks kan verbeteren”, legt Pieter Martens uit. Pompkracht verbeterd Een deel van de hartfalenpatiënten kreeg gedurende drie maanden een ijzerinfuus toegediend, een controlegroep kreeg een infuus met zoutoplossing, zonder ijzer erin. Voor de toediening van het eerste infuus werd bij alle patiënten via een echocardiografie de pompkracht van het hart gemeten, zowel in rust als tijdens het nabootsen van inspanning. Na drie maanden behandeling werden deze metingen opnieuw gedaan om te kijken welk effect het ijzerinfuus had op de patiënt. “We zagen dat de pompkracht van het hart bij patiënten die een ijzerinfuus hadden gekregen significant verbeterde. En daar kwam nog bij dat deze patiënten ook meer inspanningen aankonden dan de patiënten die geen ijzerinfuus kregen”, zegt Pieter Martens. Via vragenlijsten over hun welbevinden gaven de patiënten die een ijzerbehandeling kregen ook aan dat ze zich beter voelden en dat hun functioneren, de zogenaamde Quality of life, was verbeterd. Internationale erkenning De resultaten van dit onderzoek werden op 29 juni gepresenteerd tijdens het Heart Failure Congress, wereldwijd het grootste congres in het domein van hartfalen. Het onderzoek is gepubliceerd in het toonaangevende European Heart Journal, een vakblad met impactcijfer 22.6. “Het is heel fijn om te zien dat ons onderzoek, waar we veel werk en tijd in hebben gestoken, tot nieuwe inzichten leidt over het gunstig effect van ijzer infusie bij hartfalen patiënten”, besluit dr. Martens. The effect of intravenous ferric carboxymaltose on cardiac reverse remodelling following cardiac resynchronization therapy—the IRON-CRT trial. Pieter Martens, Matthias Dupont, Jeroen Dauw, Petra Nijst, Lieven Herbots, Paul Dendale, Pieter Vandervoort, Liesbeth Bruckers, Wai Hong Wilson Tang, Wilfried Mullens Dit onderzoek werd uitgevoerd binnen het Limburg Clinical Research Center (www.lcrc.be). Dit is een onderzoekssamenwerking van UHasselt en de ziekenhuizen Jessa Hasselt en ZOL Genk, mede gefinancierd vanuit de stichting LSM, de Provincie Limburg en Vlaamse overheid in kader van het SALK, en de drie partners. Whole genome sequencing, waarbij een volledig beeld geschetst wordt van het DNA van een patiënt, kan in de toekomst de risicobepaling en vroege opsporing van de ziekte van Kahler of multipel myeloom (MM) vergemakkelijken. Deze ziekte is de tweede meest voorkomende bloedkanker, maar over de ontwikkeling ervan is nog maar weinig geweten. In haar doctoraatsstudie gebruikt Bénedith Oben (UHasselt, Jessa) o.l.v. prof. dr. Jean-Luc Rummens (Jessa, UHasselt) en prof. dr. Guy Froyen (Jessa, UHasselt) nu voor het eerst de techniek van whole genome sequencing. Daardoor slaagde ze erin om meer inzicht te krijgen in hoe de ziekte ontwikkelt vanuit een voorstadium tot uiteindelijk multipel myeloom. Deze studie is op 25 maart gepubliceerd in het gerenommeerde wetenschappelijk tijdschrift Nature Communications.
Jaarlijks krijgen ruim 800 personen in België de diagnose van de ziekte van Kahler (hierna MM genoemd ofmultipel myeloom), een ongeneeslijke kanker waarbij in het beenmerg plasmacellen, een bepaald type witte bloedcellen, ongecontroleerd groeien. MM wordt steeds voorafgegaan door twee asymptomatisch, niet-kwaadaardige voorstadia; MGUS en SMM. Deze voorstadia komen bij 2 tot 3 procent van alle personen ouder dan 40 jaar voor en worden doorgaans toevallig ontdekt, bijvoorbeeld bij een routinebloedonderzoek. Bij MGUS heeft de patiënt 1% kans om deze bloedkanker binnen het jaar te ontwikkelen; bij SMM is dat 10%. Maar bij wie, waarom en hoe deze progressie naar MM gebeurt, is niet geweten. Unieke collectie DNA-stalen Met haar doctoraatsonderzoek binnen het Limburg Clinical Research Center onderzocht Bénedith Oben een manier om de kans op progressie naar MM te bepalen. Hiervoor gebruikte zij de techniek Whole genome sequencing, die het volledige DNA als het ware uitleest en op zoek gaat naar het afwijkende genetische materiaal dat de cellen laat ontsporen. “Het is de eerste keer dat deze techniek toegepast wordt binnen afwijkende cellen van de voorstadia van MM. Dat komt omdat de ziektelast in de voorstadia MGUS en SMM laag is, waardoor je maar over een klein aantal zieke cellen beschikt. Om toch een volledige analyse van het DNA te kunnen doen,, heb ik de innovatieve ‘low input-methode’ aangeleerd in het gerenommeerde Wellcome Sanger Institute in het Verenigd Koninkrijk)”, zegt Bénedith Oben. “Cruciaal in mijn onderzoek was ook de unieke collectie van lichaamsmateriaal van patiënten die over een periode van meer dan 15 jaar verzameld werden door het team van prof. dr. Rummens, samen met de gegevens van het ziekteverloop. “ De onderzoekster vergeleek via whole genome sequencing DNA-stalen van patiënten in de voorstadia die jarenlang stabiel zijn gebleven met DNA-stalen van patiënten in de voorstadia die na bepaalde tijd getransformeerd zijn naar MM. “Hierdoor bekwam ik een bijzonder representatief inzicht in de manier waarop de ziekte evolueert. Zo zagen we dat de stabiele patiënten minder afwijkingen hadden in hun DNA dan patiënten die later evolueren naar MM. Bij die laatste groep lijkt het genomische profiel in het voorstadium al sterk op dat van MM. Zelfs jaren voor de progressie naar, en diagnose van MM blijken DNA afwijkingen dus al reeds grotendeels aanwezig.” Deze kennis zal een cruciale positieve impact hebben op patiënten met deze niet-kwaadaardige voorstadia van de ziekte van Kahler. Het zal leiden tot een vroegere opsporing en een gepersonaliseerde opvolging en behandeling bij progressie naar MM.” Voor dit onderzoek was de samenwerking met prominente Italiaanse en Amerikaanse experten, alsook de intensieve medewerking van het laboratorium moleculaire diagnostiek van Jessa en van de biobanken van Jessa en UHasselt (UBiLim), cruciaal. “Dankzij deze gebundelde krachten werd er alvast een belangrijk stukje van de genetische code gekraakt”, besluit Bénedith Oben. Een verhaal van het levenswerk en de fakkel De kiem van dit succesverhaal vinden we een heel eind terug in de tijd, toen de promotor van Bénedith Oben, prof. dr. Jean-Luc Rummens, als student geneeskunde begin de jaren tachtig, startte met zijn onderzoek naar de ziekte van Kahler: “Klopt. Vanaf dan heb ik, naast stamcelonderzoek, mijn hele carrière aan onderzoek naar deze ziekte gewijd. Ik ben bijzonder trots dat mijn levenswerk, in combinatie met de nieuwe ‘whole genome sequencing’-techniek en het knap wetenschappelijk onderzoek van Bénedith en prof. dr. Guy Froyen, tot dit baanbrekend resultaat heeft geleid. De fakkel geef ik door, de cirkel is rond.” Oben, B., Froyen, G., Maclachlan, K.H. et al. Whole-genome sequencing reveals progressive versus stable myeloma precursor conditions as two distinct entities. Nat Commun 12, 1861 (2021). https://doi.org/10.1038/s41467-021-22140-0 Dr. Pieter Martens heeft de Jacqueline Bernheimprijs ontvangen. Een prestigieuze prijs ter waarde van 25.000 euro die wordt uitgereikt door het Fonds voor Hartchirurgie voor baanbrekend onderzoek binnen de cardiologie. Pieter Martens krijgt de prijs voor zijn onderzoek rond de behandeling van personen met niet-synchroon samentrekkende hartkamers binnen het Limburg Clinical Research Center (LCRC) aan Universiteit Hasselt en het Ziekenhuis Oost-Limburg.
Binnen zijn doctoraatsonderzoek richtte Pieter Martens zich op ‘cardiale resynchronisatietherapie’ (CRT). Een behandeling die al enkele tientallen jaren toegepast wordt bij patiënten met hartfalen van wie de hartkamers niet synchroon samentrekken. “Bij deze patiënten wordt een speciaal type pacemaker met of zonder defibrillatorfunctie geplaatst om de hartkamers opnieuw synchroon te laten samentrekken. Maar ondanks dat deze behandeling al vele jaren bestaat, wordt ze nog niet altijd optimaal gebruikt en zijn er nog vraagtekens rond het precieze werkingsmechanisme”, vertelt dr. Pieter Martens. “Mijn onderzoek bestond er uit om nieuwe inzichten in de werking van deze behandeling te verkrijgen, inzichten te verwerven in de patiëntselectie en te kijken hoe patiënten na deze behandeling beter opgevolgd kunnen worden.” CRT-behandeling nog te weinig gebruikt Binnen dit onderzoek publiceerde dr. Pieter Martens veelvuldig in wetenschappelijke tijdschriften over de resultaten van zijn onderzoek. In verschillende studies beschrijft hij de werkingsmechanisme van CRT tijdens inspanning en ook de effecten die CRT kan hebben op microscopisch niveau in het hart. dr. Martens toonde ook uit internationale data aan dat CRT te weinig gebruikt wordt in de praktijk en dat juist de patiëntengroepen waar CRT wordt ondergebruikt, baat hebben bij de therapie. “Bij patiënten ouder dan 80 jaar of patiënten met hartfalen door kransslagaderlijden wordt de CRT-behandeling nog te weinig gebruikt. Terwijl deze patiënten hier zeker voordeel uit halen”, zegt dr. Pieter Martens. “Samen met mijn promotor heb ik deze bevindingen kunnen samenvatten in een internationaal aanbevelingsdocument.” Jacqueline Bernheimprijs Het doctoraatsonderzoek van dr. Pieter Martens onder leiding van prof. dr. Wilfried Mullens binnen het Limburg Clinical Research Center aan Universiteit Hasselt en Ziekenhuis Oost-Limburg krijgt van het Fonds voor Hartchirurgie nu dus de Jacqueline Bernheimprijs. Een jaarlijkse prijs die het fonds uitreikt aan een jonge onderzoeker (-40j) van een Belgische universiteit, die zich verdienstelijk maakt binnen cardiologie, hartchirurgie of de transplantatie van hart en/of longen. Het ontvangen van de Jacqueline Bernheim prijs is een hele eer voor de 32-jarige cardioloog. “Ik ben ontzettend blij met deze erkenning in zo een groot en uitgebreid vakgebied. Vier jaar heb ik zeer hard gewerkt aan dit doctoraatsonderzoek. Dat ik hier deze prijs voor mag ontvangen, is dan ook een heel mooi resultaat.” De 25.000 euro prijzengeld zal geïnvesteerd worden in verder wetenschappelijk onderzoek binnen het Limburg Clinical Research Center. Het onderzoek van dr. Pieter Martens kon rekenen op de financiële steun van het Vlaamse fonds voor wetenschappelijk onderzoek FWO. De organisatie achter Live a Life schenkt dit jaar een cheque ter waarde van 14.500 euro aan het Limburg Clinical Research Center (LCRC). Een mooi geldbedrag dat de organisatie inzamelde tijdens een coronaproof zomerevent. Het geld zal dienen voor het kankeronderzoek dat binnen het LCRC aan Universiteit Hasselt, Jessa Ziekenhuis en Ziekenhuis Oost-Limburg plaatsvindt.
Voor het elfde jaar op rij kunnen de onderzoekers van LCRC rekenen op de zeer gewaardeerde steun van Live a Life. Jaarlijks organiseren zij een festival in Stevoort ter nagedachtenis van Saartje Vennekens, op 30-jarige leeftijd overleden aan kanker. Met dit evenement houden haar ouders Georges en Ria de nagedachtenis aan hun dochter, die eventmanager was, levend. En dat deden ze ook dit jaar, ondanks de coronapandemie. “2020 was een jaar dat we niet snel zullen vergeten”, zeggen de organisatoren. “Ook voor Live a Life dit jaar geen groot evenement met veel toeters en bellen. Uiteindelijk gaf de stad Hasselt dan toch de toestemming om iets kleinschaligs voor het goede doel te organiseren. Terwijl alle andere organisaties één voor één de handdoek in de ring gooiden pakte Live a Life twee weekends uit met optredens voor een beperkt publiek in coronaproof bubbels.” Betere behandelingen, opsporingen en zorg De opbrengst van het festival gaat naar het kankeronderzoek van het Limburg Clinical Research Center - een samenwerking tussen UHasselt en de ziekenhuizen ZOL en Jessa - en zal dienen voor de ontwikkelingen van betere behandelingen, opsporing en zorg voor kankerpatiënten. “We zijn de organisatie van Live a Life erg dankbaar. Hun steun is al jaren een duw in de rug van het vele onderzoek dat binnen ons onderzoekscentrum loopt. Het is mooi om te zien dat de coronapandemie hun engagement niet heeft getemperd, en dat ze zich blijven inzetten voor het goede doel”, zegt Piet Stinissen, voorzitter van het LCRC. Prof. dr. Pascal Vranckx, medisch hoofd Cardiale Intensieve Zorgen aan het Jessa Ziekenhuis en professor aan de universiteit Hasselt, behoren tot de top 1% meest geciteerde onderzoekers wereldwijd. Dat blijkt uit de Higly Cited Researchers list, een prestigieuze lijst die jaarlijks wordt gepubliceerd door Clarivate Web of Science.
De Highly Cited Researchers list rangschikt ieder jaar de invloedrijkste wetenschappers ter wereld binnen hun vakgebied. De lijst bestaat uit wetenschappers die het afgelopen decennium het meest geciteerd werden door hun collega’s. 6.167 onderzoekers uit 21 verschillende disciplines krijgen in 2020 deze onderscheiding. Prof. dr. Pascal Vranckx, is medisch hoofd Cardiale Intensieve Zorgen aan het Jessa Ziekenhuis en is verantwoordelijk voor de leerlijn farmacologie binnen de opleiding geneeskunde aan de Universiteit Hasselt. Binnen zijn onderzoek werkt hij aan richtlijnen voor behandelingen en het gebruik van medicijnen bij cardiovasculaire aandoeningen. Voornamelijk zijn werk rond medicijnen welke inwerken op de bloedstolling trok de aandacht. Pascal Vranckx publiceerde over de laatste jaren herhaaldelijk in toonaangevende medische tijdschriften zoals The Lancet, en The New England Journal of Medicine. Pascal Vranckx: “Het voelt goed te weten dat het onderzoek uitgevoerd binnen de dienst cardiologie van het Jessa ziekenhuis en de Universiteit Hasselt wereldwijd naar haar waarde wordt geschat, en daarbij ook anderen weet te inspireren in hun onderzoek en hun klinische praktijk.” De volledige lijst van meest invloedrijkste wetenschappers kan u hier terugvinden. Het is uiterst zinvol om een minimaal invasieve autopsie (MIA) uit te voeren op patiënten die overleden aan COVID-19. Vooral het weefselonderzoek blijkt waardevol en kan nieuwe waardevolle informatie aanleveren over de doodsoorzaak. Dat blijkt uit de resultaten van het onderzoek van prof. dr. Janneke Cox (Jessa Ziekenhuis Hasselt, Universiteit Hasselt), die zopas zijn verschenen in PLOS ONE.
Sinds 15 april vraagt het onderzoeksteam van prof. dr. Janneke Cox bij elk COVID-19 overlijden in Jessa de toestemming aan de familie om een minimaal invasieve autopsie te mogen uitvoeren. Prof. dr. Janneke Cox: “70% van de families stemt toe, hetgeen ons toe laat om eerst een CT-scan te nemen en vervolgens biopsies van diverse organen. Dat gaat via de huid. De stalen dienen voor verder microbiologisch en weefselonderzoek. Het lichaam wordt dus niet geopend.” Intussen zijn de resultaten van de eerste 18 lichamen onderzocht. Het blijkt dat MIA bij 83% van de patiënten nieuwe relevante klinische informatie oplevert die dus verschilt van de bevindingen tijdens het leven. Zo werden 10 klinisch relevante aandoeningen opgespoord door MIA, onder andere hartfalen (4x) en bacteriële longontsteking (1x). Bij 28% wijzigde het onderzoek de doodsoorzaak zelfs. Zo werd bijv. de diagnose ernstige COVID-19 longontsteking bij 2 patiënten verworpen nadat bij MIA hiervoor geen aanwijzingen gevonden werden. Prof. dr. Janneke Cox: “Regelmatig zijn er multidisciplinaire besprekingen waarin we de ziektegeschiedenis en alle resultaten van de post-mortemonderzoeken doornemen. Hierin spelen de clinici, maar zeker ook de pathologen, microbiologen en radiologen van Jessa een belangrijke rol. Voor studies naar de immunologische respons is er samenwerking met onderzoekers van UZ Antwerpen, UZ Gent en BIOMED (UHasselt).” We bepaalden bij iedere patiënt welk onderdeel van de MIA, namelijk de radiologie, de pathologie, de microbiologie of de herbeoordeling van het klinisch dossier de meest belangrijkste informatie verschafte. In 56% van de gevallen bleek dat het onderzoek van de weefsels te zijn. “Deze cijfers tonen dat het zinvol is om een MIA uit te voeren bij COVID-19-patiënten”, zegt prof. dr. Cox. “Zelfs in de hoogtechnologische setting van ons land, waar we uitgebreide diagnostische middelen ter beschikking hebben. MIA levert zodoende belangrijke klinische inzichten aan rond de COVID-19-pandemie.” Het onderzoek loopt nog voort. Intussen zijn 34 overleden patiënten geïncludeerd. Met de uiteindelijke resultaten hopen de onderzoekers een bijdrage te leveren voor nieuwe aangrijpingspunten in de behandeling van coronapatiënten. De studie is zopas gepubliceerd in PLOS ONE. Dit is een peer reviewed internationaal tijdschrift. Je vindt het via deze link. Dit onderzoek past in het Limburg Clinical Research Center van UHasselt, Jessa en ZOL. Het krijgt financiële steun van het FWO. |