De afdeling medische oncologie van het Jessa Ziekenhuis, het Limburgs Oncologisch Centrum (LOC), UHasselt en Limburg Clinical Research Center (LCRC) gaan in samenwerking met AWELL Health de impact van COVID-19 bij kankerpatiënten digitaal meten. Op korte termijn moet dit tot een betere opvolging van de dagelijkse zorg voor de patiënten leiden. Op langere termijn is het ook de bedoeling om meer inzicht te krijgen in het verloop van de neveneffecten van chemo, al dan niet in combinatie met COVID-19 en welke behandelingen meer of minder aangewezen zijn. Het project kan rekenen op 30 000 euro steun van Kom Op Tegen Kanker.
“Patiënten met kanker worden tijdens de COVID-19 pandemie aan meerdere risico’s blootgesteld”, zegt prof. Dr. Jeroen Mebis, die het project leidt. “Zij hebben door hun verminderde immuniteit als gevolg van kanker of de kankerbehandeling meer kans op een ernstige COVID-infectie. Ze worden ook regelmatig in het ziekenhuis verwacht voor hun kankerbehandeling en opvolging, maar door het coronavirus worden de ziekenhuisbezoeken beperkt, wat een weerslag heeft op de normale oncologische zorg en wat bij de patiënten leidt tot meer angst en gevoelens van hulpeloosheid. Bij kankerpatiënten die positief testen op COVID-19 wordt de kankerbehandeling ook vaak onderbroken en mogelijk verloopt de corona-infectie bij hen ook ernstiger. Bovendien is door de pandemie de druk op de oncologische zorgverleners erg hoog en worden zij beperkt in de zorg die ze kunnen bieden.” De metingen starten nu, tijdens de tweede coronagolf. Dankzij het unieke concept van digitale meting kan het project wetenschappelijk relevante informatie opleveren voor alle kankerpatiënten. Ondersteunende oncologisch zorg blijft belangrijk Nochtans is het zowel voor COVID-19-positieve als -negatieve patiënten uiterst belangrijk dat ze kunnen blijven rekenen op voldoende ondersteunende oncologische zorg. De digitale monitoring kan daar een belangrijke bijdrage toe leveren want zij moet leiden tot verbeterde communicatie tussen de patiënt en de arts, een hogere patiënttevredenheid, nauwere opvolging van chemo nevenwerkingen en COVID-19 symptomen, vroegtijdige detectie van complicaties, en snellere doorverwijzing naar de zorgverlener of de spoedafdeling.Uit vroege wetenschappelijke resultaten is bijvoorbeeld gebleken dat nevenwerkingen ernstiger kunnen zijn bij COVID-19-positieve kankerpatiënten. Er zijn ook studies die aantonen dat het sterftecijfer twee keer zo hoog ligt bij patiënten met kanker. Het oncologisch zorgteam moet dus als gevolg van de pandemie de ondersteunende kankerzorg aanpassen. Digitaal platform Door de patiënten via een digitaal platform thuis op te volgen via de zogenaamde PROMs (Patient Reported Outcome Measures of patiëntuitkomsten), hopen de initiatiefnemers tegemoet te komen aan de vele vragen die kankerpatiënten hebben over de impact van COVID-19 op hun behandeling, op de nevenwerkingen en op hun dagelijks leven. Behalve borstkankerpatiënten (omdat zij aan een ander zorgpad deelnemen), zullen alle kankerpatiënten die chemotherapie starten of ondergaan via het online platform Awell Health op regelmatige tijdstippen vragenlijsten invullen in verband met hun levenskwaliteit, neveneffecten als gevolg van chemo, angst en stressbeleving, COVID-19-symptomen, en tevredenheid over het digitale platform. Daardoor kan gefocust worden op drie belangrijke elementen uit de oncologische zorg. Ten eerste het aanbieden van specifieke info, advies en tips zodat patiënten beter geïnformeerd zijn en ze dus minder angst en stress ervaren. De rapporten van de vragenlijsten worden ook opgenomen in het patiëntendossier zodat het oncologisch zorgteam gerichter kan inspelen op de noden van de patiënten. Ten tweede zal de digitale opvolging ook meer kennis opleveren over de impact van COVID-19 op de chemotherapie behandeling, de nevenwerkingen en risicofactoren die een corona-infectie verergeren. Tenslotte draagt de registratie via het digitale platform ook bij tot het verbeteren van ondersteunende kankerzorg in tijden van een pandemie of personeelstekorten. Het project kwam tot stand met steun van de directie van het Jessa Ziekenhuis. Aan welke complicaties overlijden Covid19-patiënten? Hoe evolueert de ziekte precies in het lichaam? Het Jessa Ziekenhuis en UHasselt starten binnen het Limburg Clinical Research Center een onderzoek om meer inzicht te krijgen in de doodsoorzaken bij Covid19-patiënten. “Via de techniek van minimale invasieve autopsie gaan we met biopsienaalden weefselstalen van de overledene verzamelen. Deze techniek is uniek in ons land en is een zeer praktische en veilige manier die ons toelaat tot meer kennis te komen”, zegt prof. dr. Janneke Cox.
Covid19 kostte tot nu al het leven aan zo een 9.600 personen in ons land. Van alle provincies is Limburg bij uitstek het meest getroffen. “We weten dat het coronavirus organen zoals longen, hart, lever en nieren kan aantasten en er zo voor zorgt dat er in het lichaam ernstige complicaties optreden. Maar welke complicatie of aandoening zorgt nu net voor het overlijden van de patiënt en hoe is die precies ontstaan? Daar hebben we als arts helaas minder zicht op. Daardoor is het vaak moeilijk om de precieze doodsoorzaak bij een Covid19-overlijden te bepalen”, legt prof. dr. Janneke Cox, specialist infectieziekten van het Jessa Ziekenhuis en gastdocent aan de faculteit Geneeskunde en levenswetenschappen van UHasselt uit. Minimale invasieve autopsie In het Jessa Ziekenhuis is promotor Janneke Cox binnen het Limburg Clinical Research Center (LCRC) gestart met de techniek van minimale invasieve autopsie (MIA) om efficiënt en op een veilige manier een doodsoorzaak te kunnen bepalen en zo meer inzicht te verkrijgen in hoe Covid19 het menselijk lichaam aantast. “Minimale invasieve autopsie kan op verschillende manieren uitgevoerd worden. Wij verrichten eerst een CT-scan van het volledige lichaam van de overledene. Hiermee zoeken we naar afwijkingen in het lichaam die kunnen wijzen op complicaties veroorzaakt door het coronavirus. Met behulp van biopsienaalden collecteren we daarna kleine stalen weefsel en bloed uit de zones waar er op de scan complicaties zichtbaar waren. De stalen worden onderzocht door de patholoog en microbioloog. De resultaten van iedere overledene worden nadien overlegd met alle betrokken specialisten om zo vanuit de verschillende invalshoeken een zo compleet mogelijk plaatje te krijgen van het ziektebeloop en alle complicaties.” Minimale invasieve autopsie is erg praktisch, omdat ook na een overlijden het risico op een coronabesmetting niet uitgesloten is, zeggen de onderzoekers. “Doordat we het lichaam niet moeten openen, maar enkel met biopsienaalden stalen nemen is er minder kans op verspreiding van het coronavirus in de ruimte”, zegt Janneke Cox die deze techniek van minimale invasieve autopsie onder meer ook al eerder toepaste in haar onderzoek naar HIV-overlijdens in Oeganda. Uniek onderzoek Het gebruik van de techniek van minimale invasieve autopsie naar aanleiding van Covid19-overlijdens is uniek in ons land. Op dit moment is deze techniek in het Jessa Ziekenhuis al toegepast bij 18 corona-overlijdens. “We merken dat familieleden sneller toestemming geven om deze autopsie uit te voeren, omdat deze minder ingrijpend is voor het lichaam van de overledene dan de klassieke autopsie. Ook het belang van nieuwe kennis rond het coronavirus, zorgt ervoor dat familieleden sneller geneigd zijn om toestemming te geven voor een autopsie. We zijn hen hier dan ook natuurlijk erg dankbaar voor.” Nieuwe inzichten De weefsels die via MIA gecollecteerd worden, zullen onderzocht worden door pathologen van het Jessa Ziekenhuis, UZ Antwerpen en UZ Gent. Tegelijkertijd analyseert het Biomedisch onderzoeksinstituut (BIOMED) van UHasselt de bloedstalen van de overledene. “Wij willen te weten komen welke rol het immuunsysteem speelt bij Covid19-overlijdens. Het coronavirus tast onze immuunreacties aan, maar die reactie kan verschillend zijn. Bij sommige patiënten zal het immuunsysteem niet of te weinig reageren waardoor het virus kan doorzetten en weefselschade veroorzaken. Bij anderen gaat het immuunsysteem net overreageren waardoor het immuunsysteem zélf de oorzaak is van het orgaanfalen”, zegt prof. dr. Niels Hellings, directeur van BIOMED en co-promotor van dit onderzoek. “Ook interessant is het feit dat we in dit onderzoek bloedstalen bij overlijden kunnen vergelijken met de stalen van dezelfde patiënt in het begin van de ziekenhuisopname. Op die manier krijgen we een heel scherp beeld van de evolutie van het virus in het lichaam en de impact die het coronavirus heeft op het immuunsysteem.” Een deel van de weefsels en bloedstalen worden ook verzameld in de Universitaire Biobank Limburg (UBiLim). Deze stalen kunnen gebruikt worden voor toekomstig wetenschappelijk onderzoek naar het coronavirus. “Het coronavirus houdt de wereld in zijn greep. Door het klinisch onderzoek van LCRC te bundelen met fundamenteel gericht immunologisch onderzoek van BIOMED kunnen we maximaal inzichten verkrijgen in het ziekteverloop van deze nieuwe aandoening”, vult Piet Stinissen, decaan van de faculteit Geneeskunde en levenswetenschappen en voorzitter van LCRC aan. LCRC is gegroeid vanuit het klinisch onderzoeksprogramma dat in het kader van SALK door Vlaanderen, de provincie en LSM is ondersteund. “In SALKturbo krijgt deze sector opnieuw de volle aandacht omdat er nog veel potentieel voor innovatief ondernemerschap en voor nieuwe jobs voor hoogopgeleiden aanwezig is. Onderzoek, innovatie, digitalisering en de realisatie van een echte fysieke healthcampus dragen bij tot een snelle ontwikkeling van deze sector. Dit onderzoeksproject toont nogmaals aan dat Limburg de rol van pionier in de Vlaamse zorg kan opnemen,” aldus gedeputeerde van economie en POM-voorzitter Tom Vandeput. Dit onderzoek kan rekenen op de financiële steun van het Vlaamse fonds voor wetenschappelijk onderzoek FWO. Een Belgisch consortium van zeven medische en technologische bedrijven, samen met het Ziekenhuis Oost-Limburg en UHasselt, hebben een innovatieve pleister voor op de borstkas ontwikkeld die de ademhaling, hartslag en binnenkort ook temperatuur van coronapatiënten draadloos, continu en vanop afstand kan monitoren. Het systeem zal de waarden digitaal kunnen doorgeven aan de behandelende arts of specialist en heeft ook een alarmfunctie zoals de ‘rode knop’ in het ziekenhuis. Zo hoopt het consortium dat bij een mogelijke nieuwe piek van het virus in het najaar patiënten meer en beter thuis of in woonzorgcentra kunnen opvolgen.
De ‘Covid-19 smart patch’ is een samenwerking tussen de Belgische bedrijven Byteflies, Melexis, Quad, Televic en Z-Plus en de Belgische afdelingen van multinationals Henkel en Nitto, aangevuld met de expertise vanuit het Ziekenhuis Oost-Limburg en UHasselt. De pleister van ongeveer 15 cm lang moet links op de borststreek geplakt worden. Dit kan heel eenvoudig, zonder enige medische voorkennis. Dankzij een gloednieuwe materiaaltechnologie moet de pleister maar om de vijf dagen vervangen worden. De hoogtechnologische elektroden en geleidende inkten registreren de vitale functies en binnenkort zal ook een mini-temperatuursensor geïntegreerd worden. Midden op de ‘patch’ zit een ‘sensor dot’ die de signalen verzamelt en draadloos doorstuurt naar de cloud, waar alle data over de patiënt verzameld worden. Deze data zijn van hieruit toegankelijk voor de verpleegkundigen van de zorgcentrale en de behandelende arts of specialist via een gebruiksvriendelijk platform. Het systeem kan ook verbonden worden met een armband, die compatibel is met de bestaande systemen, en die zal functioneren zoals een ‘rode knop’ in het ziekenhuis, waarmee de patiënt doorverbonden wordt met een zorgcentrale. Een zorgverlener van deze centrale maakt dan een eerste inschatting, geeft een eerste advies op basis van de geregistreerde data en hoe de patiënt zich voelt en kan gericht doorverwijzen naar het ziekenhuis. Verder geeft de armband ook de locatie van de patiënt aan, wat interessant is voor opvolging in het ziekenhuis of in woonzorgcentra. Ook een SPO2-meter kan aan het systeem gekoppeld worden zodat deze waarden mee worden opgenomen in de cloud en de arts een compleet beeld krijgt. Klinische testen Het Ziekenhuis Oost-Limburg is de eerste die klinische testen met de hoogtechnologische pleister zal starten. “We hebben op dit moment al testen lopen met monitoring vanop afstand met handmatige metingen door de patiënt zelf. Deze patch is hier mogelijk een interessante aanvulling op. Daarom starten we zo snel mogelijk met de testen op een 20-tal van onze patiënten”, zegt , dokter Pieter Vandervoort, cardioloog en medisch coördinator Future Health ZOL en hoofddocent UHasselt. Naast testen van de patch in de klinische praktijk, zullen ZOL en UHasselt (binnen het Limburg Clinical Research Center) verder onderzoek doen naar de optimale opvolging van covid-19 patiënten, in elke fase van de ziekte, op basis van de opgemeten parameters. Ontlasting zorgpersoneel en gemoedsrust Het systeem werd initieel opgezet voor de monitoring van de vitale functies van patiënten met onder andere hartfalen en epilepsie, maar zal nu ook getest worden bij een twintigtal corona-patiënten. “Op dit moment worden de vitale functies van de meeste Covid-19-patiënten handmatig opgenomen. Zorgpersoneel in zowel ziekenhuizen als woonzorgcentra nemen deze enkele keren per dag op en verwerken de data dan handmatig. Ons systeem heeft het potentieel om hen heel wat tijd besparen én hen bovendien ook minder vaak bloot te stellen aan mogelijke besmetting”, zegt Hans De Clercq van Byteflies. “Ook voor de patiënt in thuisquarantaine of in woonzorgcentra heeft het systeem grote voordelen”, geeft De Clercq aan. “Je hoeft niet meer elke dag zelf metingen uit te voeren en door te geven aan je arts. Dit gebeurt allemaal automatisch. En het systeem geeft ook meer gemoedsrust. Je bent zeker dat de metingen juist zijn en dat je constant opgevolgd wordt zodat je snel kan ingrijpen én je ook onmiddellijk bij een hulpverlener van een zorgcentrale terechtkan als er iets is. Zeker voor ouderen in rusthuizen en hun familie kan dit een grote geruststelling zijn. Ook huisartsen en thuisverplegers kunnen op deze manier geruster zijn over hun patiënten en worden ook minder belast met de opvolging.” Vanaf januari 2020 kunnen borstkankerpatiënten terecht voor low-level lasertherapie in het nieuwe lasercentrum van het Limburg Clinical Research Center (UHasselt-Jessa-ZOL). Deze unieke therapie helpt om pijnlijke huidonstekingen, veroorzaakt door bestraling, te genezen. “De afgelopen jaren hebben we in ons wetenschappelijk onderzoek het nut van deze therapie al bewezen. In het nieuwe lasercentrum kunnen we deze behandeling nu ook breed aanbieden aan borstkankerpatiënten”, zeggen Prof. Dr. Jeroen Mebis en dr. Jolien Robijns.
Kankerpatiënten die een bestralingsbehandeling ondergaan, lopen een groot risico op radiodermitis. Dat zijn pijnlijke huidontstekingen die kunnen gaan van rode uitslag tot open, vochtige wonden in de huidplooien of het volledige bestralingsgebied. Binnen het Limburg Clinical Research Center, het samenwerkingsverband tussen UHasselt, Ziekenhuis Oost-Limburg en Jessa Ziekenhuis, zijn er al grote stappen gezet in de behandeling van radiodermitis door middel van low-level lasertherapie. “Hierbij wordt infrarood laserlicht gebruikt om de wondheling te stimuleren. Deze therapie zullen we nu breed aanbieden aan borstkankerpatiënten in het nieuwe lasercentrum het ‘Limburgs Oncologisch Laser Instituut (LowLIght)”, zegt dr. Jolien Robijns. Behandeling twee maal per week “Tot nu behandelden we patiënten enkel in studieverband, met de opstart van dit lasercentrum willen we veel meer borstkankerpatiënten deze therapie aanbieden”, zegt oncoloog Prof. Dr. Jeroen Mebis. Daarvoor wordt er gewerkt met risicogroepen. “Uit eerder onderzoek blijkt dat sommige patiënten meer kans hebben dan anderen op het krijgen van pijnlijk huidwonden na bestraling. Bij borstkankerpatiënten gaat het dan specifiek over patiënten met zwaardere borsten. Na een screening door hun eigen arts, kunnen risicopatiënten aangeraden worden om in te stappen in onze lasertherapie. Ze zullen dan twee keer per week in het lasercentrum langskomen voor een low-level laserbehandeling uitgevoerd door een verpleegkundige, gespecialiseerd in wondzorg. Patiënten die niet behoren tot de risicogroep maar toch te maken krijgen met radiodermitis kunnen bij ons terecht onder voorschrift van de arts”, aldus nog Prof. Mebis. Drie lasertoestellen Het lasercentrum ‘LowLIght’ heeft drie lasertoestellen om patiënten te behandelen. Twee lasertoestellen zijn beschikbaar in Huis 9, aan het Jessa Ziekenhuis. Een derde toestel in het Ziekenhuis Oost-Limburg. “Naast de behandeling van de huidreacties, kunnen patiënten met kanker ook bij ons terecht voor lasertherapie om aftjes in de mond die ontstaan ten gevolge van chemotherapie of bestralingen sneller te doen genezen.”, haalt Prof. Mebis aan. Opleidingscentrum Naast de behandeling van patiënten wil het LCRC van dit lasercentrum ook een opleidingscentrum voor lasertherapie maken. “De kennis die we de afgelopen jaren hebben opgedaan in de behandeling van radiodermitis door lasertherapie is uniek”, zegt Jolien Robijns. “In ons lasercentrum zullen we alle expertise bundelen en willen we een leercentrum zijn voor experten binnen en buiten België. Daarnaast blijven onze wetenschappelijke studies hier verderlopen. Zo onderzoeken we ook het effect van low-level lasertherapie in de behandeling van radiodermitis bij hoofdhalskanker. Recentelijk is ook doctoraatsstudente Joy Lodewijckx bij de onderzoeksgroep van Prof. Mebis gekomen. Zij onderzoekt binnen haar project het gebruik van low-level lasertherapie bij chemotherapie-geïnduceerde nevenwerkingen, meer bepaald ter preventie van zenuwpijnen en het bevorderen van haargroei. Het lasercentrum van het Limburg Clinical Research Center werd mogelijk gemaakt dankzij de financiële steun van:
Door urinestalen van hartfalenpatiënten te analyseren kunnen dokters voorspellen of de patiënt in de toekomst opnieuw gaat opgenomen worden in het ziekenhuis. Zelfs nog voor hij of zij zich subjectief slechter begint te voelen. Dat blijkt uit het LCRC-doctoraatsonderzoek van dr. Pieter Martens, dat hij uitvoerde aan UHasselt en Ziekenhuis Oost-Limburg. “In een volgende fase willen we onderzoeken of patiënten thuis ook zelf zo een analyse kunnen uitvoeren.”
“Bij hartfalenpatiënten bestaat er een verhoogd risico dat de nieren te veel zout en water opnemen. Dat kan tot ernstige complicaties leiden, zoals vochtopstapeling in de longen”, legt dr. Pieter Martens uit. “Tijdens mijn doctoraatsonderzoek heb ik onderzocht of we beter en sneller kunnen opsporen, welke patiënten zulke vochtopstapeling zullen ontwikkelen. In het Ziekenhuis Oost-Limburg vroegen we aan 80 hartfalenpatiënten om 30 weken lang, iedere week een urinestaal in te vriezen en deze op geregelde tijdstippen naar het ziekenhuis te brengen voor een analyse. Uit die analyse konden we afleiden dat een deel van de patiënt, lage hoeveelheden zout in de urine hadden. Dit is een belangrijke bevinding omdat als het zout en water niet in de urine komt, dit mogelijks kan opstapelen in het lichaam.” Nog voor de patiënt zich subjectief slechter begon te voelen of er complicaties optraden van vochtopstapeling, konden de onderzoekers al vaststellen of er in de nieren wat misliep. “Bij patiënten die zich slecht begonnen voelen en in het ziekenhuis moesten opgenomen worden, zagen we dat zij al weken voor de ziekenhuisopname minder zout in hun urine hadden. Hetgeen erop wees dat hun nieren te veel zout ophielden in het lichaam.” Sneller ingrijpen Tot nu worden hartfalenpatiënten vooral gevraagd om hun gewicht in de gaten te houden. Komen zij op een korte periode verschillende kilo’s bij, dan is dat een alarmsignaal. “Maar eigenlijk zijn we dan al te laat in onze behandeling”, zegt dr. Pieter Martens. “Dat is dan ook het grote voordeel aan dit urineonderzoek, waarbij we op voorhand al zien of er wat mis gaat in het lichaam van de patiënt. Zo kunnen we sneller ingrijpen.” Ook op vlak van dieet kan dit een grote hulp zijn voor de hartfalenpatiënten. Nu krijgen alle patiënten de raad om een zoutarm dieet te volgen. Dat is ingrijpend, en niet altijd nodig, want we zagen dat niet alle patiënten hebben te maken met een verhoogde zoutopname in de nieren. “Door nauwgezet de urinestalen te analyseren zouden we mogelijks in de toekomst enkel een zoutarm dieet kunnen aanbevelen aan patiënten die ook daadwerkelijk moeilijkheden hebben om zout uit te scheiden. Hetzelfde zien we bij het voorschrijven van plasmedicatie. Deze medicatie wordt veel aangeraden aan patiënten om zout en water uit te plassen, maar dit is waarschijnlijk niet altijd nodig. Een analyse van urinestalen kan op die manier meer informatie bieden”, zegt dr. Pieter Martens. Thuisanalyse Voorlopig gebeurt de analyse van de urinestalen in het ziekenhuis. “In een volgend onderzoek willen we bekijken of hartfalenpatiënten deze analyse niet zelf thuis kunnen doen met een analysestick. Die zou dan kunnen aangeven of de samenstelling van de urine aan het veranderen is en de patiënt dus sneller waarschuwen. Maar voor we zover zijn is er nog heel wat onderzoek nodig.” 30ste LCRC-onderzoek afgerond Het onderzoek van Pieter Martens is het dertigste LCRC-doctoraatsonderzoek dat afgerond wordt sinds de start van de onderzoekssamenwerking tussen UHasselt, Ziekenhuis Oost Limburg en Jessa Ziekenhuis in 2011. Het Limburg Clinical Research Center werd opgestart met de steun van de Stichting Limburg Sterk Merk (LSM), de Provincie Limburg en de Vlaamse Overheid in kader van het SALK-Actieplan, UHasselt, ZOL en Jessa, om het medisch-wetenschappelijk onderzoek in de regio te versterken. Met een donatie van in totaal 13.615 euro heeft het Limburg Clinical Research Center (LCRC) van UHasselt, Jessa Ziekenhuis en Ziekenhuis Oost-Limburg een serieuze duw in de rug gekregen. De organisatie achter Live a Life overhandigde op 18 juni een symbolische cheque. Het driedaagse Live a Life wordt elk jaar georganiseerd ter nagedachtenis van Saartje Vennekens, die op 30-jarige leeftijd overleed aan kanker. Met het festival willen haar ouders, Georges en Ria, de nagedachtenis aan hun dochter levend houden. Saartje was zelf eventmanager. “De opbrengst van Live a Life wensen we uitdrukkelijk te doneren aan Limburgse instellingen die werken aan het terugdringen van het aantal kankergevallen via medisch-wetenschappelijk onderzoek.” Naast de opbrengst van de tiende editie schenkt de organisatie van Live a Life ook de opbrengst van de kunstverkoop (gedichten en illustraties van Ivo Konings en kunstenaar Hub Baerten) aan het LCRC. Samen goed voor een bedrag van 13.615 euro. Betere behandeling, opsporing en zorg Het LCRC is een samenwerkingsverband van de faculteit Geneeskunde en levenswetenschappen van UHasselt en de Limburgse ziekenhuizen ZOL Genk en Jessa Hasselt. “Met ons medisch-wetenschappelijk onderzoek willen we de zorg, innovatie en opleiding in de regio verder versterken. Kankeronderzoek is een belangrijk onderzoeksdomein binnen ons centrum. Samen werken we aan de ontwikkeling van betere behandeling, opsporing en zorg”, zegt LCRC-voorzitter Piet Stinissen. “We zijn erg dankbaar voor giften als die van Live a Life en beschouwen deze als een grote erkenning.” Dat beaamt ook Helene Piccard, LCRC-coördinator. “Wetenschappelijk onderzoek kost handenvol geld. Donaties zoals deze maken het mee mogelijk om vooruitgang te kunnen blijven boeken. De patiënt plukt hier vandaag de dag al de vruchten van.” ___________ Stortingen voor het LCRC-onderzoek van UHasselt, Jessa en ZOL kunnen via rekeningnummer BE89 3350 2199 3885 van Universiteitsfonds UHasselt, met vermelding van ‘UFL Oncologie’. Aan de hand van bloedonderzoek kan het aantal vals-positieve resultaten bij longkankerscreening mogelijk worden teruggedrongen. Dat blijkt uit doctoraatsonderzoek van dokter Karolien Vanhove, pneumologe in az Vesalius en onderzoeker aan UHasselt en ZOL Genk. Zo kan voor een groot aantal risicopatiënten onnodig bijkomend onderzoek worden vermeden en wordt longkankerscreening minder duur.
Wanneer longkanker in een vroeg stadium wordt ontdekt is de kans op genezing groot. Maar door het lang uitblijven van symptomen wordt de ziekte vaak laat vastgesteld. Uit de vorig jaar gerapporteerde NELSON-studie blijkt dat het vroeg detecteren van longkanker door screening met CT-scans het aantal gevallen van longkankersterfte kan terugdringen. Maar die screening is duur en levert een groot aantal vals-positieve resultaten op. Specifieke bloedtest Onder leiding van Prof. Dr. Thomeer (ZOL Genk), Prof. Dr. Mesotten (ZOL Genk) en Prof. Dr. Adriaensens (UHasselt) deed Dr. Vanhove onderzoek naar het verstoorde metabolisme in longkankercellen. Aan de hand van een specifieke bloedtest werd vastgesteld dat het bloed van een longkankerpatiënt een andere metabole samenstelling heeft dan het bloed van een patiënt met een goedaardig longletsel. Op de scan zie je geen verschil, maar in het bloed zie je dat wel degelijk. “Het gaat om zeer prille resultaten, die nog op grote schaal gevalideerd moeten worden,” zegt kersvers doctor Karolien Vanhove. “Maar als dat gebeurt en we deze test kunnen opnemen in de screening naar longkanker zal die minder duur zijn, want we kunnen een aantal overbodige onderzoeken vermijden. En ook voor de patiënt is dit belangrijk, het vermijden van een vals-positieve screening betekent ook het vermijden van onnodige angst en onzekerheid.” Een tweede vaststelling is dat er op basis van dit onderzoek een betere prognose kan worden voorspeld bij zowel vroegtijdige als gevorderde longkanker. “Zo kunnen we in de toekomst nog gerichter voorspellen welke patiënten een behandeling nodig hebben,” zegt Vanhove. Na bijna tien jaar medisch wetenschappelijk onderzoek in Limburg start een nieuwe fase voor het Limburg Clinical Research Program. Het LCRP wordt LCRC. Een onderzoekscentrum dat meer dan ooit inzet op het versterken van topmedische en wetenschappelijke gezondheidszorg in het belang van de patiënt. In 2010 ging het Limburg Clinical Research Program (LCRP) van start. Een samenwerking tussen het Ziekenhuis Oost-Limburg (ZOL), Jessa Ziekenhuis en Universiteit Hasselt. Samen kozen zij ervoor om patiëntgedreven medisch wetenschappelijk onderzoek uit te bouwen in Limburg. Inmiddels telt de samenwerking een 100-tal academische onderzoekers met R&D activiteiten in de domeinen cardiologie, gynaecologie/fertiliteit, infectieziekten, oncologie, anesthesie/neuro en orthopedie. Dergelijke samenwerking tussen een universiteit en twee grote ziekenhuizen op vlak van onderzoek en onderwijs is uniek in Vlaanderen. Fibricheck en Lasercentrum De afgelopen jaren kende het LCRP een sterke groei, met 60 (gestarte) doctoraatstrajecten, meer dan 400 internationale wetenschappelijke publicaties, en vele samenwerkingen met nationale en internationale partners. Er werden inmiddels diverse resultaten geboekt op vlak van betere behandeling, diagnose en preventie. Zo zal binnenkort het Lasercentrum opstarten, waarin alle expertise rond lasertherapie gebundeld wordt, een uniek leercentrum voor experten binnen en buiten België. En het LCRP spin-off bedrijf Qompium/Fibricheck is baanbrekend met de CE-gemarkeerde detectie-app voor hartritmestoornissen. Dit alles maakt LCRP tot een uitdagende omgeving voor artsen, specialisten, paramedici en (junior) onderzoekers. Regionale ontwikkeling De opstart van het LCRP was mogelijk dankzij financiële steun van onder meer Limburg Sterk Merk (LSM) en het Strategisch Actieplan Limburg in het kwadraat (SALK). “De uitbouw van LCRP paste in de versterking van de Limburgse kenniseconomie en draagt bij aan innovatie in life sciences en zorgeconomie. We zijn verheugd dat hiermee kansen worden geboden aan talentvolle artsen en wetenschappers in onze regio. Bovendien heeft het voorbije onderzoeksprogramma gezorgd voor een sterke investeringsomgeving voor start-ups en spin-offs, die o.a. in Bioville en op de Corda-campus kunnen worden gehuisvest,” zegt Tom Vandeput, gedeputeerde voor economie namens de provincie Limburg. Onderzoeksprogramma wordt Onderzoekscentrum Nu deze toegekende impulsmiddelen ten einde lopen engageren de drie partners – ZOL, Jessa en UHasselt – zich om het LCRP verder te zetten én verder uit te bouwen tot een academisch klinisch onderzoekscentrum. Een centrum dat met haar internationale blik een belangrijke stimulans wil zijn voor het academisch onderwijs, topmedische zorg en healthcare innovatie in Limburg. Waarbij er ook expliciet gekeken wordt naar samenwerkingen en dienstverleningsprojecten met het bedrijfsleven in Limburg en Vlaanderen. Voor UHasselt zorgt LCRC voor de belangrijke academische onderbouwing van de huidige en toekomstige opleidingen in het domein van de (bio)medische wetenschappen. Jessa en ZOL zien dan weer hun topmedische zorg ondersteund door wetenschappelijk onderzoek, waarbij ook de onderzoeksambities van hun artsen gerealiseerd worden en jonge talentvolle artsen en wetenschappers opgeleid worden. LCRC brengt wetenschappelijk onderzoek letterlijk binnen in de ziekenhuizen, en dat komt patiënten alleen maar ten goede. |